VZS 1+2

 0    387 tarjetas    felixoskar
descargar mp3 imprimir jugar test de práctica
 
término definición
aanbellen
Hij belde aan.
empezar lección
to ring the doorbell
He rang the doorbell.
aanbidding
De aanbidding van de zon was belangrijk in veel oude culturen.
empezar lección
worship
The worship of the sun was important in many ancient cultures.
de aandacht
Kun je me even aandacht geven?
empezar lección
attention
Can you give me your attention for a moment?
het aandenken
empezar lección
souvenir
przypomnienie o czyms
aangeven
De pijlen geven de weg aan.
empezar lección
to indicate, to show
The arrows indicate the way.
aankleden
Ik kleed me aan.
empezar lección
to dress
I'm getting dressed.
aanmoedigen
Ze moedigden me aan om door te gaan.
empezar lección
to encourage
They encouraged me to keep going.
aannemen
Ik heb een nieuwe baan aangenomen.
empezar lección
to accept, to hire
I've accepted a new job.
aanspreken
Ik sprak hem aan op zijn gedrag.
empezar lección
to address, to talk to
I addressed him about his behavior.
aantonen
Hij moet aantonen dat hij onschuldig is.
empezar lección
to show, to demonstrate
He has to prove that he's innocent.
aanzienlijk
Er was een aanzienlijk verschil tussen de twee prijzen.
empezar lección
considerable, significant
There was a considerable difference between the two prices.
abonnee
Hij is een abonnee van die krant.
empezar lección
subscriber
He's a subscriber to that newspaper.
het abonnement
Ik heb een abonnement op Netflix.
empezar lección
subscription
I have a Netflix subscription.
de achterbank
Ze zaten op de achterbank van de auto.
empezar lección
the backseat
They were sitting in the backseat of the car.
achterlaten
Vergeet je tas niet achter te laten.
empezar lección
to leave behind
Don't forget to leave your bag behind.
achterlopen
Hij loopt achter met zijn huiswerk.
empezar lección
to fall behind
He's behind with his homework.
achteruitgaan
De economie gaat achteruit.
empezar lección
to go backwards
ekonomiczny
The economy is going backwards.
achteruitkijkspiegel
Kijk in de achteruitkijkspiegel voordat je parkeert.
empezar lección
rearview mirror
Check the rearview mirror before you park.
actieven
De actieven van de vereniging organiseerden een feest.
empezar lección
active people
The active members of the association organized a party.
af en toe
Ik ga af en toe naar de bioscoop.
empezar lección
occasionally
not wel eens
I go to the cinema occasionally.
afdeling
Hij werkt op de afdeling verkoop.
empezar lección
department
He works in the sales department.
afdrogen
Droog je handen af.
empezar lección
to dry
Dry your hands.
afhalen
Ik moet mijn pakketje afhalen bij het postkantoor.
empezar lección
to pick up
I have to pick up my package at the post office.
aflevering
Ik heb de laatste aflevering van die serie gezien.
empezar lección
episode
I watched the latest episode of that series.
aflopen
De film loopt om 23:00 uur af.
empezar lección
to end
kończyć sie
The movie ends at 11:00 PM.
het afscheid
We namen afscheid van elkaar.
empezar lección
farewell, goodbye
We said goodbye to each other.
het afscheid nemen van
empezar lección
to say goodbye
afstaan
Hij stond zijn bezittingen af aan zijn kinderen.
empezar lección
to give up, to cede
He gave up his possessions to his children.
afzet
empezar lección
sales
afzetten
Ik zet je bij de bushalte af.
empezar lección
to drop off
I'll drop you off at the bus stop.
akkerbouw
Hij werkt in de akkerbouw.
empezar lección
arable farming
He works in arable farming.
akkoord
We zijn het akkoord over de prijs.
empezar lección
agreement
We agree on the price.
allebei
We hebben allebei een hond.
empezar lección
both
We both have a dog.
allerheiligen
Allerheiligen is een feestdag.
empezar lección
All Saints' Day
All Saints' Day is a holiday.
alweer
Het is alweer laat.
empezar lección
again
It's late again.
ambtenaar
Mijn vader is ambtenaar.
empezar lección
civil servant
My father is a civil servant.
appartementsgebouw
We wonen in een appartementsgebouw.
empezar lección
apartment building
We live in an apartment building.
de arbleid
Hij doet arbleid op de boerderij.
empezar lección
manual labor
He does manual labor on the farm.
arbeider
Mijn vader is een arbeider.
empezar lección
worker
My father is a worker.
de arts
Ik ga naar de dokter.
empezar lección
doctor
I'm going to the doctor.
de asbak
Gooi de peuk in de asbak.
empezar lección
ashtray
Throw the cigarette butt in the ashtray.
automechanica
Ik moet naar de automechanica.
empezar lección
auto mechanic
I have to go to the auto mechanic.
de autonomie
België heeft een grote autonomie.
empezar lección
autonomy
Belgium has a great deal of autonomy.
autonoom
België is een autonoom land.
empezar lección
autonomous
Belgium is an autonomous country.
autosnelweg
We rijden op de autosnelweg.
empezar lección
highway
not autoweggennet
We're driving on the highway.
het autowegennet
Het Nederlandse autowegennet is goed ontwikkeld.
empezar lección
highway network
The Dutch highway network is well-developed.
de Aziaat
Zij is een Aziaat.
empezar lección
Asian person
She is Asian.
de baggage
We moeten onze baggage ophalen.
empezar lección
baggage
We have to pick up our baggage.
bebouwd
Dit is een bebouwd gebied.
empezar lección
built-up
zabudowany
This is a built-up area.
bediende
Hij werkt als bediende op kantoor.
empezar lección
clerk, office worker
He works as a clerk in an office.
bediening
De bediening in dat restaurant was slecht.
empezar lección
service
The service in that restaurant was bad.
beginner
Ik ben een beginner op de gitaar.
empezar lección
beginner
I'm a beginner on the guitar.
begraven
Hij werd begraven op het kerkhof.
empezar lección
to bury
He was buried in the cemetery.
bekend
Hij is een bekend acteur.
empezar lección
known, famous
He's a famous actor.
beklemtoond
Het woord "huis" wordt beklemtoond op de eerste lettergreep.
empezar lección
emphasized
The word "house" is emphasized on the first syllable.
beloven
Ik beloof dat ik op tijd kom.
empezar lección
to promise
I promise I'll be on time.
beluisteren
Ik luister graag naar muziek.
empezar lección
to listen to
I like listening to music.
benedenverdieping
Het restaurant is op de benedenverdieping.
empezar lección
ground floor
The restaurant is on the ground floor.
bepaling
In de bepaling staat dat je op tijd moet komen.
empezar lección
provision, stipulation
warunek, limitation w umowie
The provision states that you have to be on time.
beroemd
Hij is een beroemd schrijver.
empezar lección
famous
He's a famous writer.
beseffen
Ik besef nu dat ik een fout heb gemaakt.
empezar lección
to realize
not zich realiseren
I now realize that I made a mistake.
het bestaansminimum
Hij verdient het minimumloon.
empezar lección
minimum wage
He earns minimum wage.
bestemming
Wat is je bestemming?
empezar lección
destination
What's your destination?
betekenen
Wat betekent dit woord?
empezar lección
to mean
What does this word mean?
beurt
Het is jouw beurt om te spelen.
empezar lección
turn
It's your turn to play.
het bevel
De kapitein gaf het bevel om te varen.
empezar lección
command
The captain gave the command to sail.
bewegen
Beweeg je lichaam om wak
empezar lección
to move
bewegen
Beweeg je lichaam om wakker te worden.
empezar lección
to move
Move your body to wake up.
bewolkt
Het is vandaag bewolkt.
empezar lección
cloudy
It's cloudy today.
het bezit
Dit boek is mijn bezit.
empezar lección
possession
This book is my possession.
bidden
Hij bidt elke dag.
empezar lección
to pray
He prays every day.
bieden
Ik bied je €100 voor die fiets.
empezar lección
to offer
I offer you €100 for that bike.
bijvoorbeeld
Bijvoorbeeld, je kunt naar de bioscoop gaan.
empezar lección
for example
For example, you can go to the cinema.
binnengaan
Ga binnen!
empezar lección
to enter
Come in!
binnenkomen
Hij kwam binnen.
empezar lección
to come in
He came in.
binnenkort
Ik kom binnenkort langs.
empezar lección
soon
not spoedig
I'll come by soon.
binnenlopen
Ik loop even binnen.
empezar lección
to drop in
"biegiem"
I'll just drop in.
binnenroepen
De dokter werd binnen geroepen.
empezar lección
to call in
The doctor was called in.
binnenstad
We gingen naar de binnenstad.
empezar lección
city center
We went to the city center.
bisschop
De bisschop gaf een preek.
empezar lección
bishop
The bishop gave a sermon.
blaffen naar
empezar lección
to bark at
bloeiend
Amsterdam is een bloeiende stad.
empezar lección
flourishing
Amsterdam is a flourishing city.
boekentas
Neem je boekentas mee naar school.
empezar lección
schoolbag
Take your schoolbag to school.
boekenwinkel
Ik ging naar de boekenwinkel om een boek te kopen.
empezar lección
bookstore
I went to the bookstore to buy a book.
het boeket
Ik kocht een boeket bloemen voor haar.
empezar lección
bouquet
I bought a bouquet of flowers for her.
bom
Er was een bom op het station.
empezar lección
bomb
There was a bomb at the station.
boodschap doen
Ik ga boodschappen doen.
empezar lección
to do the shopping
I'm going shopping.
boontje
Ik hou niet van boontjes.
empezar lección
bean
I don't like beans.
boord
Ga niet te dicht bij de boord van de klif.
empezar lección
edge, border
Don't go too close to the edge of the cliff.
borstel
empezar lección
brush
bouwen
Ze bouwen een nieuw huis.
empezar lección
to build
They're building a new house.
bovenaan
Zijn naam staat bovenaan de lijst.
empezar lección
at the top
His name is at the top of the list.
bovendien
Bovendien is het ook nog goedkoop.
empezar lección
moreover
Moreover, it's also cheap.
de broekzak
Hij heeft zijn sleutels in zijn broekzak.
empezar lección
trouser pocket
He has his keys in his trouser pocket.
buigen
Buig je knieën om te zitten.
empezar lección
to bend
Bend your knees to sit down.
buitengaan
We gaan vanavond buiten eten.
empezar lección
to go out
We're going out to eat tonight.
buitengewoon
Dat was een buitengewoon concert.
empezar lección
extraordinary
That was an extraordinary concert.
opkomen
empezar lección
to come out
to stand for someone
to be on the rise, popular
buitenrijden
We gaan buitenrijden met de paarden.
empezar lección
to ride outside
We're going riding outside with the horses.
het bureau
Hij werkt achter een bureau.
empezar lección
desk, office
He works behind a desk.
het buurland
Frankrijk is een buurland van België.
empezar lección
neighboring country
France is a neighboring country of Belgium.
carnavalsstoet
De carnavalsstoet was erg mooi.
empezar lección
carnival parade
The carnival parade was very beautiful.
vereniging
Hij is lid van een vereniging.
empezar lección
association
He's a member of an association.
constateren
empezar lección
to establish a fact, to ascertain
cursief
Dit woord is cursief geschreven.
empezar lección
italic
This word is written in italics.
daarbij
Daarbij is het ook nog goedkoop.
empezar lección
besides
Besides, it's also cheap.
dadelijk
empezar lección
shortly, in a moment
dagenlang
Het heeft dagenlang geregend.
empezar lección
for days
It has been raining for days.
dag vrij
Ik heb vandaag een dag vrij.
empezar lección
day off
I have a day off today.
dapperste
Hij is de dapperste man die ik ken.
empezar lección
bravest
He's the bravest man I know.
dateren
Deze brief dateert uit de 19e eeuw.
empezar lección
to date
This letter dates from the 19th century.
decennium
In het afgelopen decennium is veel veranderd.
empezar lección
decade
A lot has changed in the past decade.
dennenboom
Er staat een grote dennenboom in onze tuin.
empezar lección
pine tree
There's a big pine tree in our garden.
der
Koning der Belgen
empezar lección
of the (used in titles)
King of the Belgians
dhr.
Dhr. Janssen
empezar lección
Mr. (abbreviation for heer)
Mr. Janssen
dicht
Het huis staat dicht bij de school.
empezar lección
close
The house is close to the school.
dichdoen
Doe de deur dicht.
empezar lección
to close
Close the door.
dief
De dief stal zijn portemonnee.
empezar lección
thief
The thief stole his wallet.
diefstal
Er was een diefstal in de winkel.
empezar lección
theft
There was a theft in the store.
dienstensector
Hij werkt in de dienstensector.
empezar lección
service sector
He works in the service sector.
diepvriezer
empezar lección
freezer
dokterattest
Ik heb een dokterattest nodig.
empezar lección
medical certificate
I need a medical certificate.
doordat
Hij kwam te laat, doordat de trein vertraging had.
empezar lección
because
przez(to)
He was late because the train was delayed.
dorrkijken
Hij keek dorr naar de film.
empezar lección
to look bored
He looked bored at the movie.
dorpsleven
Het dorpsleven is rustig.
empezar lección
village life
Village life is peaceful.
draaien
Draai de knop naar rechts.
empezar lección
to turn
Turn the knob to the right.
Driekoningen
Driekoningen is een feestdag.
empezar lección
Three Kings' Day
Three Kings' Day is a holiday.
driemaal
Ik heb het driemaal geprobeerd.
empezar lección
three times
I tried it three times.
druif
Ik hou van druiven.
empezar lección
grape
I like grapes.
duidelijk
Het is duidelijk dat hij liegt.
empezar lección
clear
It's clear that he's lying.
duif
Er zaten duiven op het dak.
empezar lección
dove
There were doves on the roof.
durven
Durf je te springen?
empezar lección
to dare
Do you dare to jump?
duwen
Duw de deur open.
empezar lección
to push
Push the door open.
d.w.z.
Hij is een goede student, d.w.z. hij haalt goede cijfers.
empezar lección
that is to say
He's a good student, that is to say he gets good grades.
eenheid
We moeten voor eenheid streven.
empezar lección
unity
We must strive for unity.
eenmaal
Ik heb hem eenmaal gezien.
empezar lección
once
I saw him once.
eenstemmig
Het besluit was eenstemmig.
empezar lección
unanimous
The decision was unanimous.
eentalig
empezar lección
monolingual
eeuwenlang
empezar lección
for centuries
eigenlijk
Eigenlijk vind ik het niet zo leuk.
empezar lección
actually
Actually, I don't like it that much.
eind (einde)
Het einde van de film was verdrietig.
empezar lección
end
The end of the movie was sad.
eingroep
Hij behoort tot de ingroep.
empezar lección
ingroup
He belongs to the ingroup.
eindigen
De wedstrijd eindigde in een gelijkspel.
empezar lección
to end
kończyć się
The match ended in a draw.
elfhonderd
Het huis kost elfhonderd euro.
empezar lección
eleven hundred
The house costs eleven hundred euros.
enig
Hij is het enige kind.
empezar lección
only
He's the only child.
enkelvoud
"Hond" is enkelvoud.
empezar lección
singular
"Dog" is singular.
enkelvoudig
enkelvoud
empezar lección
singular
envelop[pen]
empezar lección
envelope
enz.
Enz. enzovoort.
empezar lección
etc.
Etc. and so forth.
ergens
Ik heb mijn sleutels ergens verloren.
empezar lección
somewhere
I lost my keys somewhere.
etalage
Kijk eens naar die mooie etalage.
empezar lección
shop window
Look at that beautiful shop window.
exportland
Nederland is een belangrijk exportland.
empezar lección
exporting country
The Netherlands is an important exporting country.
garanderen
Ik kan je garanderen dat het leuk zal zijn.
empezar lección
to guarantee
I can guarantee you that it will be fun.
garnaal
Ik hou van garnalen.
empezar lección
shrimp
I like shrimp.
gezet
Hij is een gezet man.
empezar lección
sturdy, stocky
He's a sturdy man.
gebed
Hij zei een gebed voordat hij ging slapen.
empezar lección
prayer
He said a prayer before he went to sleep.
gebied
Het gebied rond Amsterdam is dichtbevolkt.
empezar lección
area, region
The area around Amsterdam is densely populated.
gebonden
binden
Hij is gebonden aan zijn contract.
empezar lección
bound, tied
He is bound by his contract.
gecursiveerd
Dit woord is gecursiveerd.
empezar lección
italicized
This word is italicized.
geest
Ik geloof in geesten.
empezar lección
spirit, ghost
I believe in ghosts.
gelijk
We zijn gelijk.
empezar lección
equal
We are equal.
genezing
De genezing verliep langzaam.
empezar lección
healing
The healing process was slow.
genoegen
tot genoegen
Het geeft me genoegen om je te zien.
empezar lección
pleasure
It gives me pleasure to see you.
restaureren
Ze restaureerden het oude kasteel.
empezar lección
to restore
They restored the old castle.
gewoonlijk
Ik ga gewoonlijk om 8 uur naar bed.
empezar lección
usually
I usually go to bed at 8 o'clock.
gezeefd
Het meel is gezeefd.
empezar lección
sifted
The flour is sifted.
godsdienst
Hij is van de katholieke godsdienst.
empezar lección
religion
He is of the Catholic religion.
godin
Aphrodite is een Griekse godin.
empezar lección
goddess
Aphrodite is a Greek goddess.
goochelaar
De goochelaar voerde een geweldige truc uit.
empezar lección
magician
The magician performed an amazing trick.
graad
Hij heeft een mastergraad in economie.
empezar lección
degree
He has a master's degree in economics.
groet
Ze stuurde me een groet.
empezar lección
greeting
She sent me a greeting.
grondwet
De grondwet van de Verenigde Staten.
empezar lección
constitution
The Constitution of the United States.
haven
Rotterdam is een belangrijke havenstad.
empezar lección
harbor
Rotterdam is an important harbor city.
hedendaags
Hedendaagse kunst is heel modern.
empezar lección
contemporary
Contemporary art is very modern.
helder
Het weer is vandaag helder.
empezar lección
clear
The weather is clear today.
heerlijk
Het eten was heerlijk.
empezar lección
delicious
The food was delicious.
Hemelvaartsdag
Hemelvaartsdag is een christelijke feestdag.
empezar lección
Ascension Day
Ascension Day is a Christian holiday.
herkoms
Wat is jouw herkomst?
empezar lección
origin
What is your origin?
hoeveelste
empezar lección
which
hoeven
Je hoeft niet te betalen.
empezar lección
to need
You don't have to pay.
hoofdweg
We rijden op de hoofdweg.
empezar lección
main road
We're driving on the main road.
hooghartig
Hij is een hooghartig persoon.
empezar lección
arrogant
He's an arrogant person.
hooghartigheid
Zijn hooghartigheid stoort me.
empezar lección
arrogance
His arrogance bothers me.
hoop
Ik hoop dat het morgen niet regent.
empezar lección
hope
I hope it doesn't rain tomorrow.
inchecken
We moeten om 14:00 uur inchecken voor de vlucht.
empezar lección
to check in
We have to check in for the flight at 2:00 PM.
indexkoppeling
De lonen zijn indexgekoppeld.
empezar lección
indexation
The wages are indexed.
ingesloten
De foto's zijn bij deze brief ingesloten.
empezar lección
enclosed
The photos are enclosed with this letter.
inkoop
Refers to the procurement or purchasing process, usually in a business or organizational setting. It involves buying goods or services systematically, often in bulk, for resale, production, or operations.
De inkoopkosten zijn gestegen.
empezar lección
purchase
not aankoop
The purchase costs have increased.
inrichten
We hebben het huis net ingericht.
empezar lección
to furnish, to decorate
We just furnished the house.
islamiet
Hij is een islamiet.
empezar lección
Muslim
He is a Muslim.
het item
Dit item is te koop.
empezar lección
item
This item is for sale.
jawel
Jawel, ik kom morgen.
empezar lección
yes, indeed
Yes, indeed, I'll come tomorrow.
jazeker
Jazeker, dat mag.
empezar lección
certainly
Certainly, you can.
kans op
Er is een kans op regen morgen.
empezar lección
chance of
There's a chance of rain tomorrow.
kerel
Hij is een aardige kerel.
empezar lección
guy, fellow
He's a nice guy.
kindernijslag
Ik kreeg een kindernijslag met Sinterklaas.
empezar lección
candy cane
I got a candy cane on Saint Nicholas Day.
klaarzetten voor
Op aanvraag kunnen wij ook meerdere fietsen voor u klaarzetten.
empezar lección
to prepare for
not zich voorbereiden op
klank
De klank van de bel was duidelijk.
empezar lección
sound
The sound of the bell was clear.
komaan
Komaan, we moeten haast maken!
empezar lección
come on
Come on, we have to hurry!
komma
Vergeet niet een komma te zetten.
empezar lección
comma
Don't forget to put a comma.
koninkrijk
Het Verenigd Koninkrijk
empezar lección
kingdom
The United Kingdom
kortom
Kortom, het was een leuke vakantie.
empezar lección
in short
In short, it was a nice holiday.
koster
De koster opende de kerk.
empezar lección
sexton
kościelny
The sexton opened the church.
kotelet
Ik bestel een varkenskotlet.
empezar lección
chop
I'll order a pork chop.
zich kwalijk nemen
"Ze neemt het hem kwalijk dat hij niet komt
Neem het me niet kwalijk.
empezar lección
to take offense, blame
Don't take it personally.
kwijt
Ik ben mijn sleutels kwijt.
empezar lección
lost
I lost my keys.
opgeven
empezar lección
to give up
heerlijk
Het eten was heerlijk.
empezar lección
delicious
The food was delicious.
puinhoop
Wat een puinhoop in je kamer!
empezar lección
mess
also as a noun
What a mess in your room!
weggeven
Ik geef dit boek weg.
empezar lección
to give away
I'm giving this book away.
opgroeien
Hij groeide op in Amsterdam.
empezar lección
to grow up
He grew up in Amsterdam.
waargebeuren
Het is een waargebeurd verhaal.
empezar lección
true story
It's a true story.
verlanden
De rivier is verland.
empezar lección
to silt up
The river has silted up.
raken
De bal raakte het raam.
empezar lección
to hit, to touch
The ball hit the window.
paraglijden
Hij ging paraglijden in de Alpen.
empezar lección
to paraglide
He went paragliding in the Alps.
rennen
Ren zo snel mogelijk naar huis!
empezar lección
to run
Run home as fast as you can!
om heen staan
empezar lección
to stand around
overeind
Hij stond overeind.
empezar lección
upright
He stood up.
brancard
Ze brachten de gewonde op een brancard naar het ziekenhuis.
empezar lección
stretcher
They brought the injured person to the hospital on a stretcher.
beschadigen
empezar lección
to damage
strijd over
empezar lección
battle
rolstoel
Hij zit in een rolstoel.
empezar lección
wheelchair
He's in a wheelchair.
hendel
Trek aan de hendel om de deur te openen.
empezar lección
lever, handle
Pull the handle to open the door.
heenrijden
We reden heen langs het park.
empezar lección
to drive past
We drove past the park.
uitkering
Hij krijgt een uitkering van de overheid.
empezar lección
allowance, benefit
He gets an allowance from the government.
tekenen
Hij kan goed tekenen.
empezar lección
to draw
He can draw well.
optillen
empezar lección
to lift up
opvangen
Ik heb de bal opgevangen.
empezar lección
to catch
I caught the ball.
wedden
Ik wed dat hij te laat komt.
empezar lección
to bet
I bet he's going to be late.
volhouden
Houd vol!
empezar lección
to persist
not volharden
Keep going!
darmen
Ik heb buikpijn van mijn darmen.
empezar lección
intestines
My stomach hurts from my intestines.
spullen
Pak je spullen en ga naar buiten.
empezar lección
stuff, belongings
Pack your stuff and go outside.
stapel
Er staat een stapel boeken op de tafel.
empezar lección
stack
There's a stack of books on the table.
de bon
Hier is de bon.
empezar lección
receipt
Here's the receipt.
tentoonstelling
We gingen naar een tentoonstelling van moderne kunst.
empezar lección
exhibition
We went to an exhibition of modern art.
knikken
Hij knikte ja.
empezar lección
to nod
He nodded yes.
schudden
Schud je hoofd als je het niet eens bent.
empezar lección
to shake
Shake your head if you disagree.
eigenwijs
Hij is erg eigenwijs.
empezar lección
stubborn
He's very stubborn.
inhalen
Soms moet het lichaam gewoon een slaaptekort inhalen.
empezar lección
to catch up
kreun
Hij kreunde van de pijn.
empezar lección
groan
He groaned in pain.
zwaailichten
De ambulance had zwaailichten aan.
empezar lección
flashing lights
The ambulance had its flashing lights on.
optillen
empezar lección
to lift up
de brancard
Ze brachten de gewonde op een brancard naar het ziekenhuis.
empezar lección
stretcher
They brought the injured person to the hospital on a stretcher.
knal
Ik hoorde een knal.
empezar lección
bang
I heard a bang.
bostig
Het park is bostig.
empezar lección
wooded
The park is wooded.
remen
Rem!
empezar lección
to brake
Brake!
lade
Open de lade.
empezar lección
drawer
Open the drawer.
landschap
Het landschap was prachtig.
empezar lección
landscape
The landscape was beautiful.
leegdrinken
Hij dronk zijn glas leeg.
empezar lección
to drink empty
He drank his glass empty.
liefhebber
Hij is een liefhebber van klassieke muziek.
empezar lección
enthusiast
He's an enthusiast of classical music.
logeren
We logeren bij mijn ouders.
empezar lección
to stay overnight
We're staying overnight at my parents'.
loketbediende
Vraag het aan de loketbediende.
empezar lección
ticket agent
Ask the ticket agent.
longonsteking
Hij heeft longonsteking.
empezar lección
pneumonia
ontsteking inflammation
He has pneumonia.
loslaten
Laat los!
empezar lección
to let go
Let go!
lucifersdoosje
Geef me een lucifersdoosje.
empezar lección
matchbox
Give me a matchbox.
lusten
Lust je een kopje koffie?
empezar lección
to enjoy
Would you like a cup of coffee?
marsepein
Ik hou van marsepein.
empezar lección
marzipan
I like marzipan.
medestudent
Zij is een medestudent van mij.
empezar lección
fellow student
She's a fellow student of mine.
meerstemming
Het is een meerstemmig lied.
empezar lección
polyphonic
It's a polyphonic song.
meevallen
Het viel me mee.
empezar lección
to turn out well
It turned out well.
meesterwerk
Dit is een meesterwerk.
empezar lección
masterpiece
This is a masterpiece.
meesten
De meesten van hen waren het eens.
empezar lección
most
Most of them agreed.
meisjesnaam
Wat is je meisjesnaam?
empezar lección
maiden name
What's your maiden name?
melkveebedrijf
empezar lección
dairy farm
mijnheer
Mijnheer, kunt u me helpen?
empezar lección
mister
Mister, can you help me?
minstens
Het kost minstens €10.
empezar lección
at least
It costs at least €10.
moskee
We gingen naar de moskee.
empezar lección
mosque
We went to the mosque.
mouw
De mouwen van mijn jas zijn te lang.
empezar lección
sleeve
The sleeves of my jacket are too long.
niet-kerkelijk
Hij is niet-kerkelijk.
empezar lección
non-religious
He is non-religious.
omroep
De omroep zond het nieuws uit.
empezar lección
broadcasting
The broadcaster broadcast the news.
omzet
De omzet van het bedrijf is gestegen.
empezar lección
turnover
The company's turnover has increased.
onbepaald
Het is een onbepaald werkwoord.
empezar lección
indefinite
It's an indefinite verb.
onderwijsinstelling
De universiteit is een onderwijsinstelling.
empezar lección
educational institution
The university is an educational institution.
ongelooflijk
Het is ongelooflijk dat hij dat heeft gedaan.
empezar lección
unbelievable
It's unbelievable that he did that.
onstabiel
De situatie is onstabiel.
empezar lección
unstable
The situation is unstable.
ontslag
Hij kreeg ontslag.
empezar lección
dismissal
He was dismissed.
onstaan
De stad is ontstaan in de 12e eeuw.
empezar lección
to arise, to come into being
The city was founded in the 12th century.
opdienen
De ober diende het eten op.
empezar lección
to serve
food related
The waiter served the food.
opbellen
Ik bel je op.
empezar lección
to call
I'll call you.
opeens
Opeens begon het te regenen.
empezar lección
suddenly
Suddenly it started to rain.
openhouden
Houd de deur open.
empezar lección
to keep open
Keep the door open.
opheffen
empezar lección
to cancel or to lift like optillen
opschieten
Schiet op! We zijn te laat.
empezar lección
to hurry up
Hurry up! We're late.
opschrijven
Schrijf het adres op.
empezar lección
to write down
Write down the address.
opstellen
We stellen een tent op.
empezar lección
to set up
We're setting up a tent.
opsturen
empezar lección
to send by post
opvangen
Ik heb de bal opgevangen.
empezar lección
to catch
I caught the ball.
overvliegen
Het vliegtuig vloog over de stad.
empezar lección
to fly over
The plane flew over the city.
opschepper
Hij is een echte opschepper.
empezar lección
braggart
He's a real braggart.
ellende
Hij leeft in ellende.
empezar lección
misery
He lives in misery.
tuigje
Doe het tuigje om de hond.
empezar lección
harness
Put the harness on the dog.
plotseling
Plotseling begon het te regenen.
empezar lección
suddenly
Suddenly it started to rain.
uitrusten
= rusten
Ik ga even uitrusten.
empezar lección
to rest
I'm going to rest for a while.
teder
Hij was teder voor zijn kind.
empezar lección
tender
He was tender to his child.
aaien
empezar lección
to stroke
pendelen
Hij pendelt elke dag naar zijn werk.
empezar lección
to commute
He commutes to work every day.
perron
Ga naar perron 4.
empezar lección
platform
Go to platform 4.
Pinksteren
Pinksteren is een christelijke feestdag.
empezar lección
Pentecost
zesłanie ducha Świętego
Pentecost is a Christian holiday.
plaatselijk
Het plaatselijke nieuws.
empezar lección
local
= lokaal
The local news.
plots
Plots begon het te regenen.
empezar lección
suddenly
Suddenly it started to rain.
ploeg
Hij werkt op een boerderij met een ploeg.
empezar lección
team, plow
He works on a farm with a team of horses.
plezierig
Het was een plezierige avond.
empezar lección
pleasant
It was a pleasant evening.
pop
Ze speelt met haar pop.
empezar lección
doll
She's playing with her doll.
prentbriefkaart
Ik stuur je een prentbriefkaart.
empezar lección
postcard
I'll send you a postcard.
quizzen
We gaan vanavond quizzen.
empezar lección
to quiz
We're going to play a quiz tonight.
raad
De gemeenteraad vergaderde.
empezar lección
council
The city council met.
ramp
De overstroming was een ramp.
empezar lección
disaster
The flood was a disaster.
rijsstrook
Rijd op de rechterrijstrook.
empezar lección
lane
Drive in the right lane.
Romeins
De Romeinse Rijk.
empezar lección
Roman
The Roman Empire.
ruw
Het is ruw weer.
empezar lección
rough
It's rough weather.
samenkomen
We komen vanavond samen.
empezar lección
to meet
We're meeting tonight.
schaar
Geef me een schaar.
empezar lección
scissors
Give me a pair of scissors.
schaken
Hij schaakt graag.
empezar lección
to play chess
He likes playing chess.
scheermes
Ik scheer me elke ochtend.
empezar lección
razor
physical, voorbereiden is abstract
I shave every morning.
scheerzeep
Gebruik je scheerzeep.
empezar lección
shaving cream
Use your shaving cream.
scheidbaar
Het werkwoord "opstaan" is scheidbaar.
empezar lección
separable
The verb "to get up" is separable.
schelen
Het scheelt me niets.
empezar lección
to matter
It doesn't matter to me.
scheuren
Hij scheurde zijn broek.
empezar lección
to tear
He tore his pants.
schil
Schil de aardappel.
empezar lección
peel
Peel the potato.
sjaal
Ze draagt een mooie sjaal.
empezar lección
scarf
She's wearing a beautiful scarf.
schaal
Leg de fruit in de schaal.
empezar lección
bowl
Put the fruit in the bowl.
slaapliedje
Zing een slaapliedje voor me.
empezar lección
lullaby
Sing me a lullaby.
slank
Ze is erg slank.
empezar lección
slim
She's very slim.
slachtoffer
Hij was het slachtoffer van een ongeluk.
empezar lección
victim
He was the victim of an accident.
slot
Doe het slot op.
empezar lección
lock
Lock the door.
ten slotte
empezar lección
finally
sluiting
De winkel gaat binnenkort sluiten.
empezar lección
closing
The store is going to close soon.
smelten
De sneeuw smelt.
empezar lección
to melt
The snow is melting.
spuitje
De dokter gaf me een spuitje.
empezar lección
injection
The doctor gave me an injection.
staart
De hond heeft een lange staart.
empezar lección
tail
The dog has a long tail.
stal
De paarden staan in de stal.
empezar lección
stable
The horses are in the stable.
stereotiep
Het is een stereotiep beeld.
empezar lección
stereotype
It's a stereotypical image.
stichting
Hij werkt voor een stichting.
empezar lección
foundation
He works for a foundation.
stoet
De stoet ging door de straat.
empezar lección
procession
The procession went through the street.
strout
Hij is erg strout.
empezar lección
stubborn
He's very stubborn.
stoven
Stoof de groenten.
empezar lección
to heat up
Stew the vegetables.
strijdlustig
Hij is een strijdlustig persoon.
empezar lección
combative
He's a combative person.
sibside
Hij heeft een jongere sibside.
empezar lección
sibling
He has a younger sibling.
tegenover
Het huis staat tegenover de kerk.
empezar lección
opposite
The house is opposite the church.
tegenvallen
Het viel me tegen.
empezar lección
to be disappointing
It was disappointing.
telefooncel
Er staat een telefooncel op de hoek.
empezar lección
phone booth
There's a phone booth on the corner.
telwoord
"Twee" is een telwoord.
empezar lección
numeral
"Two" is a numeral.
terugdenken
Ik denk terug aan de vakantie.
empezar lección
to think back
I'm thinking back to the holiday.
tijdje
Ik blijf even een tijdje.
empezar lección
while
I'll stay for a while.
toer
We gaan een toer door de stad maken.
empezar lección
tour
We're going to take a tour of the city.
toevallig
Toevallig zag ik hem gisteren.
empezar lección
coincidentally
Coincidentally I saw him yesterday.
toestand
In welke toestand is het huis?
empezar lección
state, condition
What state is the house in?
toespraak
De minister hield een toespraak.
empezar lección
speech
The minister gave a speech.
ton
Een ton weegt 1000 kilo.
empezar lección
ton
A ton weighs 1000 kilos.
zeetong
Ik bestel een zeetong.
empezar lección
sole (fish)
I'll order a sole.
tros
Een tros druiven.
empezar lección
bunch
A bunch of grapes.
uitbetalen
Hij betaalde het geld uit.
empezar lección
to pay out
He paid out the money.
uittrijden
We gaan uitrijden met de auto.
empezar lección
to drive out
We're going for a drive with the car.
uitverkocht
De kaartjes zijn uitverkocht.
empezar lección
sold out
The tickets are sold out.
vakbond
Hij is lid van de vakbond.
empezar lección
trade union
He's a member of the trade union.
vakverboon
Ik hou niet van vakverboontjes.
empezar lección
runner bean
I don't like runner beans.
van alles
We hebben van alles gekocht.
empezar lección
all sorts
We bought all sorts of things.
vanuit
Hij komt vanuit Amsterdam.
empezar lección
from
He comes from Amsterdam.
vereniging
Hij is lid van een vereniging.
empezar lección
association
He's a member of an association.
verenigingsleven
Het verenigingsleven in Nederland is actief.
empezar lección
association life
Association life in the Netherlands is active.
verkeerd
Je hebt het verkeerd gedaan.
empezar lección
wrong
You did it wrong.
verleden
In het verleden was het anders.
empezar lección
past
In the past it was different.
verlengd
De vakantie is verlengd.
empezar lección
extended
The holiday has been extended.
vermoeden
Ik vermoed dat hij liegt.
empezar lección
to suspect
not veronderstellen
I suspect he's lying.
verrijzenis
De verrijzenis van Jezus Christus.
empezar lección
resurrection
The resurrection of Jesus Christ.
versleten
Mijn schoenen zijn versleten.
empezar lección
worn out
My shoes are worn out.
verstedelijking
De verstedelijking gaat snel.
empezar lección
urbanization
Urbanization is going fast.
verstrooid
Hij is erg verstrooid.
empezar lección
absent-minded
He's very absent-minded.
vervuiling
De vervuiling is een groot probleem.
empezar lección
pollution
Pollution is a big problem.
verzorger
Zij verzorgt haar zieke moeder.
empezar lección
opiekun
She takes care of her sick mother.
vestig
De bank heeft een vestiging in elke stad.
empezar lección
branch
The bank has a branch in every city.
vlak
Het terrein is vlak.
empezar lección
flat
The terrain is flat.
vrijwel
Hij komt vrijwel elke dag.
empezar lección
almost
He comes almost every day.
vooruit
Ga vooruit!
empezar lección
forward
Go forward!
voorrang
Hij heeft voorrang.
empezar lección
priority
He has priority.
wat voor een
Wat voor een boek is dat?
empezar lección
what kind of
What kind of book is that?
waterwegennet
Nederland heeft een uitgebreid waterwegennet.
empezar lección
network of waterways
The Netherlands has an extensive network of waterways.
wegrijden
Hij reed weg.
empezar lección
to drive away
He drove away.
wel eens
Ik ga wel eens naar de bioscoop.
empezar lección
sometimes
not af en toe or soms
I go to the cinema sometimes.
welterusten
Welterusten!
empezar lección
goodnight
Goodnight!
werelddeel
Europa is een werelddeel.
empezar lección
continent
Europe is a continent.
winkelwagen
Neem een winkelwagen.
empezar lección
shopping cart
Take a shopping cart.
yoghurt
Ik eet graag yoghurt.
empezar lección
yogurt
I like eating yogurt.
zalig
Het was een zalig gevoel.
empezar lección
blissful
It was a blissful feeling.
zenuwachtig
Ik ben zenuwachtig voor het examen.
empezar lección
nervous
I'm nervous about the exam.
zelfvetrouwen
Hij heeft veel zelfvertrouwen.
empezar lección
self-confidence
He has a lot of self-confidence.
zoeits
Ik heb zoeits gezien.
empezar lección
something
I saw something.

Debes iniciar sesión para poder comentar.