VTT czasowniki

 0    30 tarjetas    Mikolaj Zaidlewicz
descargar mp3 imprimir jugar test de práctica
 
término definición
pracować
Pracowałem dzisiaj
empezar lección
werken - gewerkt
Ik heb vandaag gewerkt.
kupić
Kupiłem chleb
empezar lección
kopen - gekocht
Ik heb brood gekocht.
robić
Zrobiłem zakupy
empezar lección
doen - gedaan
Ik heb boodschappen gedaan.
jeść
Zjadłem już
empezar lección
eten - gegeten
Ik heb al gegeten.
pić
Wypiłem wodę
empezar lección
drinken - gedronken
Ik heb water gedronken.
widzieć
Widziałem go
empezar lección
zien - gezien
ik heb hem gezien
powiedzieć
Powiedziałem to
empezar lección
zeggen - gezegd
ik heb dat gezegd
brać
Pojechałem pociągiem
empezar lección
nemem - genomen
ik heb de trein genomen
znaleźć
Znalazłem swój klucz
empezar lección
vinden - gevonden
Ik heb mijn sleutel gevonden
zgubić
Zgubiłem swój telefon
empezar lección
verliezen - verloren
Ik heb mijn telefoon verloren.
iść
Poszedłem do domu
empezar lección
gaan - gegaan
Ik ben naar huis gegaan
przychodzić
On przyszedł spóźniony
empezar lección
komen - gekomen
Hij is laat gekomen
Zostawać
Zostałem w domu
empezar lección
blijven - gebleve
Ik ben thuis gebleve
Przyjechać
Właśnie przyjechałem
empezar lección
Aankomen - aangekomen
Ik ben net aangekomen
Wyjechać
Pociąg odjechał
empezar lección
Vertrekken - Vertrokken
De trein is vertrokken
uczyć się
Uczyłem się angielskiego
empezar lección
leren - geleerd
Ik heb Nederlands geleerd
próbować
Spróbowałem tego
empezar lección
proberen - geprobeerd
Ik heb het geprobberd
Czekać
Poczekałem chwile
empezar lección
Wachten - gewacht
Ik heb even gewacht
dzwonić
Zadzwoniłem do niego
empezar lección
bellen - gebeld
Ik heb hem gebeld
mówić
Rozmawiałem z nim
empezar lección
spreken - gesproken
Ik heb met hem gesproken
Rozumieć
Zrozumialem
empezar lección
Begrijpen - begrepen
ik heb het begrepen
pomagać
Pomogłem ci
empezar lección
helpen - geholpen
Ik heb je geholpen
spać
Wyspałem się
empezar lección
slapen - geslapen
Ik heb goed geslapen
wstawać
Wstałem wcześnie
empezar lección
opstaan - opgestaan
Ik ben vroeg opgestaan
słyszeć
Słyszałem to
empezar lección
horen - gehoord
Ik heb dat gehoord
słuchać
Słuchałem muzyki
empezar lección
luisteren - geluisterd
Ik heb naar muziek geluisterd
pisać
Napisałem wiadomość
empezar lección
schrijven - geschreven
Ik heb een berchit geschreven
czytać
Przeczytałem książkę
empezar lección
lezen - gelezen
Ik heb een boek gelezen
pytać
Zalytałem o to
empezar lección
vragen - gevraagd
Ik heb het gevraagd
odpowiadać
Odpowiedziałem
empezar lección
antwoorden - geantwoord
Ik heb geantwoorden

Debes iniciar sesión para poder comentar.