término |
definición |
dmucham, bede dmuchal, dmuchalem, zdmuchnelismy empezar lección
|
|
ik blaas, ik zal blazen we hebben geblazen ik heb het kaarsje uitgeblazen
|
|
|
buduje, zbuduje, budowalem, zbudowalismy empezar lección
|
|
ik bouw, ik zal bouwen, ik bouwde, we hebben gebouwd we hebben een huis gebouwd
|
|
|
lamie, polamie, lamalem, polamalismy empezar lección
|
|
ik breek, ik zal breken, ik braak, we hebben gebroken
|
|
|
robie, bede robil, robilem, zrobilismy empezar lección
|
|
ik doe, ik zal doen, ik deed, we hebben gedaan
|
|
|
nosze, zaniose, nosilem, zanieslismy empezar lección
|
|
ik draag, ik zal dragen, ik droeg, we hebben gedragen ik heb je spullen gedragen
|
|
|
pije, bede pil, pilem, napilismy sie empezar lección
|
|
ik drink, ik zal drinken, ik dronk, we hebben gedronken om acht uur heb ik koffie gedronken
|
|
|
jem, bede jadl, jadlem, zjedlismy empezar lección
|
|
ik eet, ik zal eten, ik at, we hebben gegeten ze hebben een boterham gegeten
|
|
|
ide, pojde, szedlem, poszlismy empezar lección
|
|
ik ga, ik zal gaan, ik ging, we zijn gegaan
|
|
|
leje, bede lal, lalem, nalalismy empezar lección
|
|
ik giet, ik zal gieten, ik goot, we hebben gegoten het heeft gegoten van de regen
|
|
|
wisze, zawisne, wisialem, wisielismy empezar lección
|
|
ik hang, ik zal hangen, ik hing, we hebben gehangen
|
|
|
pomagam, pomoge, pomagalem, pomoglismy empezar lección
|
|
ik help, ik zal helpen, ik hielp, we hebben geholpen ik heb hem aan een auto geholpen
|
|
|
zachwuje, zachowam, zachowalem, zachowalismy on ciagle cie jeszcze kocha, trzymacie sie mocno? nie lubilismy piwa empezar lección
|
|
ik houd[hou], ik zal houden, ik hield, we hebben gehouden hij houdt nog altijd van je, houden jullie je vast? we hielden niet van bier
|
|
|
patrze, popatrze, patrzylem, popatrzylismy nie patrzylismy, nie wiedzialem jak sie zachowac empezar lección
|
|
ik kijk, ik zal kijken, ik keek, we hebben gekeken we keken niet, ik wist niet hoe ik moest kijken
|
|
|
gotuje, ugotuje, gotowalem, ugotowalismy empezar lección
|
|
ik kook, ik zal koken, ik kookte, we hebben gekookt
|
|
|
zyje, bede zyl, zylem, zylismy zyjecie jeszcze? zyli na wysokim poziomie empezar lección
|
|
ik leef, ik zal leven, ik leefde, we hebben geleefd leven jullie nog? ze hebben op grote voet geleefd
|
|
|