czasowniki 87-96

 0    11 tarjetas    grzegorzchmielewski6
descargar mp3 imprimir jugar test de práctica
 
término definición
spać
empezar lección
slapen / sliep - sliepen / (hebben) geslapen
ostrzyć
empezar lección
slijpen - sleep - slepen, hebben geslepen
pełzać, skradać się
empezar lección
sluipen/, sloop, slopen,/zijn geslopen
zamykać
empezar lección
sluiten / sloot - sloten / (hebben) gesloten
topnieć
empezar lección
smelten, smolt, smolten, zijn hebben gesmolten
kroić
empezar lección
snijden sneed, sneden hebben gesneden
dmuchać nos
empezar lección
snuiten-snoot, snoten-hebben gesnoten
wciągać
empezar lección
snuiven - snoof -snoven, hebben gesnoven
żałować
empezar lección
spijten; speet/hebben gespeten
mówić
empezar lección
spreken / sprak - spraken / (hebben gesproken
skać
empezar lección
springen, sprong, sprongen, hebben gesprongen

Debes iniciar sesión para poder comentar.