czasowniki 65-75

 0    11 tarjetas    grzegorzchmielewski6
descargar mp3 imprimir jugar test de práctica
 
término definición
mierzyć
empezar lección
meten mat maten hebben gemeten
musieć
empezar lección
moeten, moest, moesten hebben, gemoesten
móc
empezar lección
mogen, mocht, mochten hebben gemogen
wziąć
empezar lección
nemen, nam, namen, hebben genomen
jeść śniadanie
empezar lección
ontbijten, ontbeet, ontbeten hebben ontbeten
projektować
empezar lección
ontwerpen, ontwierp, ontwierpen, hebben ontworpen
umierać
empezar lección
overlijden, overleed/overleden, zijn overleden
zgadywać
empezar lección
raden raadde, raadden, hebben geraden
jechać
empezar lección
rijden, reed, reden zijn/hebben gereden
wołać
empezar lección
roepen, riep, riepen, hebben geroepen
wąchać
empezar lección
ruiken, rook, roken, hebben geroken

Debes iniciar sesión para poder comentar.